mensen werken altijd nog met etiketten / en ze plakken je zo’n pleister op je pens / je bent ‘n kneusje, middenmoot, of ‘n vedette / pas heel veel later ben je ook nog ergens mens [Toon Hermans]
Toen mijn oma een aantal jaren geleden stierf, bezon de familie zich over de muziek die tijdens haar crematie moest worden gedraaid. Eén van haar dochters (mijn moeder) stelde voor om een Vlaams volksliedje te draaien. Dat was immers een nummer waar mijn oma, geboren onder de rook van Antwerpen, lachend op had gedanst. De familie vond het niet kunnen. En dus werd het Bach. Of Beethoven, ik weet het niet precies meer. Het was in ieder geval zwaar, klassiek en treurig.
Mijn opa, al meer dan 15 jaar dood, was gek op zijn kleinkinderen, besneeuwde bergtoppen en autorijden. Ik herinner mij urenlange ritten op de beige leren achterbank van zijn roestbruine Opel Ascona op weg naar Oostenrijk, waar we met de familie een huisje hadden gehuurd. Hij was muzikaal en had een goocheldoos. Hij kon binnen een paar seconden de glimlach van mijn oma’s gezicht toveren. Hij was soms onredelijk, streng en kon doordrammen over kleine dingen. Toen hij dood was, hadden we het daar niet meer over.
Ooit kreeg ik de slappe lach tijdens een crematie. Terwijl de familie van de overledene condoleance-handjes stond te geven, maakte een vriend met wie ik op de achtergrond stond toe te kijken een grapje. De spanning van de huilochtend ontlaadde zich in tranen met tuiten van het lachen. Het hele dorp sprak erover. Schandalig was het, respectloos. Terwijl ik zeker wist dat de dode van wie we op die ochtend afscheid hadden genomen eveneens erg hard om de grap zou hebben gelachen.
Vorige week is Gerrit Komrij overleden. Mijn complete timeline stroomde vol met citaten. Iedereen deed nog even snel een duit in de lijkzak om zijn respect voor de dode schrijver te betuigen. Op het internet vind je nu eenmaal razendsnel tientallen websites met de vijf mooiste spreuken of gedichten.
Als ik dood ben, draai dan snoeihard Let’s Go Crazy van Prince. Vertel de dierbare aanwezigen dat ik opvliegend was en tactloos. Zeg ze hoe klunzig ik door het leven ging en zorg dat ze daar hard om kunnen lachen. Citeer datgene wat je bewust van me hebt onthouden, niet wat je snel even hebt gegoogeld.
Je mag dit trouwens ook doen zolang ik nog leef.