Het is weer eens zover.
Ik zit in mijn maandelijkse dip.
Nee, niet die maandelijkse dip, mijn maandelijkse dip.
Een steeds terugkerende aanval van onzekerheid over, nou ja, bijna alles. Het ene moment vind ik nog dat ik nergens over mag klagen, de volgende dag weet ik zeker dat het anders moet.
“Zijn jouw hart en hoofd wel met elkaar in gesprek?” vraagt mijn coach.
Ik kan een spottende glimlach nauwelijks onderdrukken.
“Geen idee,” grijns ik, “ik hoor ze nooit praten.”
De coach blijft bloedserieus.
“Je hoort ze wel, maar je luistert niet naar wat ze zeggen.”
Ze moest eens weten. Gék word ik van dat geklets tussen mijn verstand en mijn gevoel.
Het zou beter zijn als ze gewoon hun kop houden
Ze zijn het namelijk zelden met elkaar eens.
Die avond ga ik vroeg naar bed en begin aan een nieuw boek: Etta & Otto & Russell & James, van Emma Hooper. Op de kaft lees ik dat de schrijfster met een koffer vol gadgets en twee muziekinstrumenten de wereld over reist. Ze speelt in bands en doceert Creative Writing aan een universiteit. Ik zucht. Een creatieveling die haar hart volgt en zijdelings ook nog even een debuutroman schrijft. Zíj wel.
“Hoe gaat het met je?” vraagt mijn coach een week later.
“Goed,” antwoordt mijn hoofd.
De coach houdt het hare een beetje schuin. Dat betekent: En nu het échte antwoord, graag.
Ik haal mijn schouders op. In mijn nek voel ik een gewrichtje knakken.
“Je zit vast,” concludeert de coach, “omdat je een hart-mens bent, in een hoofd-omgeving.”
Hm, ja, dat klopt. Maar geldt dat niet voor iedereen?
Het is natuurlijk geen toeval dat al die coaches werk hebben
De eeuwige spagaat tussen gevoel en verstand zorgt voor een hoop mentale ellende. We leven nu eenmaal in een samenleving die het vooral toejuicht als je verstandige beslissingen neemt. Daardoor zijn we meer bezig met wat anderen van ons verwachten, dan met wat we zelf graag willen.
Ik denk aan alle loondienstbanen die ik had. Aan de functioneringsgesprekken, die tussen de regels door vooral gingen over één ding: hoe goed het me dat jaar was gelukt om me te gedragen zoals de teamleiding dat wilde.
Wanneer je van top tot teen uit emoties bestaat, zoals ik, pakt zo’n gesprek niet altijd goed uit
Gevoeligheid voor sfeer, mensen, communicatie – ze zien het op de werkvloer als zwakte. Tranen zijn per definitie onprofessioneel. Kijk maar eens in de ogen van je teamleider als je tijdens zo’n gesprek een zakdoekje volsnottert. Je ziet het direct: ‘adequaat omgaan met sensibele zielen’ zit niet in zijn takenpakket.
Daarom ben ik schrijver.
Want als je schrijft, geldt het tegenovergestelde. Bij goede teksten gáát het juist om die emotie. Om de dingen die je niet zegt, maar die de lezer wel voelt. Of om de dingen die niemand zegt, maar die jij onder woorden brengt.
Alles draait om het conflict achter een verhaal
Mijn eigen blogposts zijn het bewijs. De blogs die ik het engst vond om te plaatsen – omdat ze zo persoonlijk waren, zo direct of onthullend – dát waren de posts waar ik de meeste reacties op kreeg, en die het vaakst werden gelezen en gedeeld. De teksten gingen over mijn medicijngebruik, over dat ik vroeger een kneusje was en over de sollicitatiebrief die niemand durft te schrijven. Niks schokkends dus, maar lezers vonden het ‘moedig’ en ‘verfrissend eerlijk.’
Dat irriteerde me.
Want hoe treurig is het dat mensen het moedig vinden als je eerlijk bent over jezelf?
Authenticiteit is een modewoord, geen vanzelfsprekendheid
Maar we worden er wel ons hele leven aan herinnerd hoe belangrijk het is.
Het begint al als je klein bent. Neem de favoriete tv-programma’s van mijn dochter. Spirit, over een wild paard dat zich door niemand laat temmen. Of Sien van Sellingen, over een stoer meisje dat op voetbal wil, ook al vindt haar moeder dat maar niks.
De verhalen zijn spannend omdat de helden losbreken uit de gevestigde orde. Logisch dus dat een stronteigenwijze, egocentrische kleuter zich daarin herkent.
Als volwassenen worden we met vergelijkbare boodschappen geconfronteerd. Populaire merken als Apple benadrukken maar al te graag dat juist hun tegendraadsheid de basis is voor hun succes:
Moedig vinden we ze, personen die doen wat ze willen. Die het net even anders doen dan de rest.
Want die rest, dat zijn we zelf
Die nacht droom ik over de hoofdpersoon in Emma Hoopers boek. Over Etta, een dementerende vrouw van 82 die te voet op weg gaat naar de zee, omdat ze die nog nooit heeft gezien. Haar man Otto laat ze thuis achter. Omdat hij van haar houdt, laat hij haar gaan. Om onderweg niet te vergeten wie ze is, draagt Etta een briefje bij zich waarop staat hoe ze heet en waar ze vandaan komt. In mijn droom word ik gebeten door Etta’s reisgenoot, de coyote James. Hij laat me levenloos achter in mijn eigen huis.
Ik word zwetend wakker. De hele dag kan ik het verhaal niet van me afzetten. Als ik niet oppas, ben ik straks net als Etta. Dan kijk ik op mijn tachtigste terug op mijn leven en denk ik: “Verdomme, nu heb ik die roman nog steeds niet geschreven.”
Was ik maar wat vaker een recalcitrante kleuter
Dan deed ik gewoon wat in me opkwam en had ik mijn belemmerende hoofd allang een stomp verkocht.
“Dus je hebt besloten wat je nu gaat doen?” vraagt mijn coach tijdens onze laatste ontmoeting.
“Ja,” zeg ik, “het was verrassend simpel.”
Ik graai in mijn broekzak. Ik voel mijn hart in mijn borstkas kloppen als ik haar het briefje laat zien. Bovenaan staat wie ik ben, daaronder waar ik heen wil.
Zodat ik kan spieken als ik het soms heel even vergeet.