Ik ben er ook mee opgegroeid.
Met het idee: de vuile was hang je niet buiten.
Stel je voor zeg, vieze overalls aan de lijn. Of T-shirts met vlekken.
Wat moeten de buren wel niet denken?
Waarschijnlijk denken die helemaal niks. Hoogstens dat jij een heel normaal mens bent.
Een persoon met een baan en een familie. (Of, in het ergste geval, iemand met een defecte wasmachine.)
Niks mis mee.
Toch kijken veel mensen in het hoger onderwijs op die manier naar het online delen van kennis en opinies. En dus ook naar bloggen.
Bloggen is de spreekwoordelijke vuile was
Of in ieder geval kleding die je niet zomaar buiten te drogen kunt hangen. Hoger onderwijsinstellingen willen het wel graag, maar zijn te bang. Logisch ook, als je het nog nooit hebt gedaan. (Mijn god, je wil niet weten hoe lang mijn wijsvinger boven de publiceerknop zweefde voordat ik jaren geleden mijn allereerste privéblog postte.)
Bij de koffieautomaat lukt het academici prima om boeiende onderwerpen aan te snijden, maar het idee om diezelfde gesprekken ook online te voeren – dat is immers wat bloggen inhoudt – veroorzaakt direct angst en weerstand. Eén van mijn cursisten binnen een universiteit was zelfs bang dat haar budget werd gekort als ze een kritisch blog schreef over een vervelende beleidsmaatregel.
En dus roept het hoger onderwijs om richtlijnen. Plannen van aanpak. Regels.
Oftewel: creativiteitskillers.
Helaas worden je blogs daar alleen maar dodelijk saai van.
En zo zijn er nog meer redenen waarom het bloggen in hoger onderwijsland maar niet van de grond komt. Hieronder lees je de meest genoemde. En, veel belangrijker, wat je kunt doen om ervoor te zorgen dat het wél lukt.
“Ik weet niet over welk onderwerp ik moet bloggen.”
Natuurlijk weet je dat wel. Denk aan de interessante gesprekken die je de afgelopen maand had met collega’s. Aan grappige situaties in je dagelijkse werk. Of aan de dingen waar je tegenaan loopt in het project waar je mee bezig bent. Vraag je vervolgens af welke van deze onderwerpen nuttig zijn voor jouw lezer. Waarin herkent hij zich in? Waar loopt ook hij tegenaan? Vertel over je passie voor jouw vak, schrijf op wat jouw werk zo interessant maakt. Deel je ervaringen, je hebt er genoeg.
En bedenk daarbij één ding: het gaat hier niet om een tekst voor een wetenschappelijk artikel of een beleidsnota. Het gaat slechts om een blogpost.
“Als ik een blog online zet weet meteen de hele wereld wat ik ergens van vind.”
De hele wereld? Dat mocht je willen. Het opbouwen van een online lezerspubliek is bloody hard work. En het is niet realistisch om te denken dat jouw blog direct opvalt in die overvloed aan online content.
Je hoeft ook niet per se een uitgesproken mening in je blog te verwerken. Een informatieve post kan ook erg interessant zijn voor jouw lezers. Probeer het maar eens uit. Je zult je zien dat 99,9 procent van de reacties positief is. Niks om bang voor te zijn dus.
“Ik blog af en toe, maar ik zie geen enkel resultaat.”
Allereerst: het effect van bloggen kost tijd. Veel tijd. Net zoals iemand niet van de ene op de andere dag je beste vriend is, duurt het ook lang voordat je een groep trouwe lezers hebt opgebouwd. Het is dus belangrijk dat je op regelmatige basis blijft bloggen. (Ik heb het hier over een periode van een jaar. Een jaar?! Ja, minimaal.)
Als je na al die maanden nog steeds het gevoel hebt dat niemand je blogs leest, kijk dan eens naar je schrijfstijl. Is je blog persoonlijk genoeg? Is ‘ie lekker leesbaar? Voor iedereen? Kijk, jouw vakgenoten weten wel wat jij bedoelt met quark-gluonplasma en massaspectrometrie, maar is het voor je buurman (tante/neefje/golfmaatje) ook te begrijpen? Schrijf dus zoals je met mensen praat. Zodra je vervalt in jargon, eindeloze uitweidingen of ellenlange zinnen ben je je nieuwe lezer sneller kwijt dan rijk.
“Mijn leidinggevende vindt dat ik moet bloggen, maar ik zie de toegevoegde waarde niet.”
Deze hoor ik regelmatig. Een teamleider vindt dat zijn mensen ‘iets moeten met social media’. Een vakgroepleider wil meer aandacht voor het onderzoek door zijn medewerkers erover te laten bloggen. De communicatieafdeling heeft bedacht dat het tijd is voor een eigentijdse vorm van contentmarketing. En dan gebeurt het: er worden Twitter- en Facebookaccounts aangemaakt, WordPress-sites de lucht in gegooid en vervolgens… niets. Tenminste, niets nuttigs. Want nieuwe online kanalen gebruiken voor traditioneel zendgedrag (“Kijk eens waarom wij de beste zijn”) en bloggen over onderwerpen waar de lezer niets aan heeft, zijn zinloos.
Voor leidinggevenden is het dus belangrijk om hun mensen mee te nemen in het hoe en het waarom. Laat je mensen workshops volgen over contentmarketing. Zorg dat het bestuur de toegevoegde waarde van social media inziet. En het allerbelangrijkst: geef het goede voorbeeld. Laat zien wat je bedoelt. Van een leidinggevende die zijn mensen iets opdraagt maar het zelf niet doet is nog nooit iemand enthousiast geworden.
“Ik wil wel bloggen, maar ik heb er geen tijd voor.”
Je bent erachter gekomen dat bloggen meer van je vraagt dan ‘even snel een leuk stukje schrijven’. Je agenda zit overvol en bloggen heeft geen prioriteit. Er zijn legio zaken die eerst af moeten. Tja. Er bestaan helaas geen trucs om een goede tekst te schrijven in de helft van de tijd (behalve dan dat je het zo vaak mogelijk moet doen om steeds beter te worden). Schrijven is niet voor niets een vak. Dus óf je vindt het belangrijk en maakt er ruimte voor in je agenda, óf je doet het niet.
Als je besluit om het niet te doen, zijn er wel een paar alternatieven:
1. Ga binnen je organisatie op zoek naar mensen die goed kunnen schrijven
Het liefst diegenen die al een eigen blog hebben, of op een andere manier hebben laten zien dat ze een pakkende tekst kunnen schrijven. Kijk hoe je hen kunt inzetten voor het promoten van je organisatie via een blog. Deze mensen zitten vaak al langere tijd op social media en hebben daardoor feeling met online communicatie en goede ideeën over contentmarketing.
2. Laat je medewerkers deelnemen aan een blogcursus om ze de kneepjes van het vak te leren
De kunst van een goed blog is dat het leest alsof de schrijver het zo uit z’n mouw heeft geschud. Dat kun je leren. Als je besluit om te investeren in een cursus, doe dit dan met medewerkers die zelf al iets hebben met schrijven of bloggen. Medewerkers die er niet voor openstaan, worden nooit geëngageerde schrijvers.
3. Schakel iemand in die de blogs voor je schrijft
Net zoals je op freelance-basis projectleiders en journalisten kunt inhuren, zijn er tegenwoordig ook genoeg professionele bloggers. Zij weten hoe ze de bijzondere verhalen van jouw organisatie op een creatieve en originele manier vorm kunnen geven, omdat ze met een frisse blik naar de onderwerpen kijken. Bovendien hebben deze bloggers al een netwerk op social media. Dé kans voor jouw organisatie om al die boeiende verhalen bij een groot publiek onder de aandacht te brengen.
4. Maak inzichtelijk wat een blog oplevert
Net zoals de bezoekersaantallen van de Open Dag belangrijk zijn, zo is het ook waardevol om te weten hoeveel mensen er op de links naar jouw blog klikken. Zorg dus dat je aan de sceptici binnen je organisatie (en dat zijn er in het hoger onderwijs helaas nog steeds erg veel) kunt laten zien waarom je blogt. In het meest ideale geval werk je met een contentmarketingtool die bijhoudt welk blog, filmpje of nieuwsbericht voor een lezer aanleiding was om jouw website te bezoeken. En vaker terug te komen. Op die manier krijg je een goed beeld van de wensen en interesses van jouw doelgroep en kun je je blogs en andere content daar steeds beter op afstemmen.
Kortom: een blog is de etalage van een hogeschool of universiteit. Door jouw verhaal erin te zetten blijft die voorbijganger staan.
Of stapt ‘ie misschien zelfs wel geïnteresseerd bij je naar binnen.