Ik wil niet dood

[BriefBlogwisseling met Steven Gort]

Beste Steven,

Een paar dagen geleden las ik je blog met de titel Ik wil dood. Ik schrok. Ik was verbijsterd. De dood, dat is iets onbegrijpelijks, een niet te bevatten toestand die mij doodsbang maakt. Nadenken over de dood voelt hetzelfde als je proberen voor te stellen dat het heelal oneindig is. Het Engels heeft hiervoor een goede omschrijving: I can’t wrap my head around it. Het past niet in mijn hoofd. Niet letterlijk, niet figuurlijk. Mijn hersenen kunnen het niet aan en dus neemt mijn gevoel het over. Soms laat ik het toe, soms vecht ik ertegen. Hoe dan ook, mijn verstand verliest het keer op keer.

 

Ik verlies het ook steeds van het bang zijn. Die angstcultuur zit er bij mij goed in. Meegekregen van thuis (‘dat kun je beter niet hardop zeggen’), meegemaakt op m’n werk (‘transparantie heeft een grens’). Ook ik voel de weerzin voor de maatschappij. Jouw woorden: Vatbaar ben ik. Voor alle ellende op deze aardkloot. Het verdriet. De pijn. Het onvermogen in de maatschappij. Om naast elkaar te staan. Ze zouden van mezelf kunnen zijn. Dat hebben we gemeen.

Maar ik wil niet dood. Ik moet eerst nog even snel leren leven. Onder de knie krijgen om me te concentreren op dat kleine, grijpbare, wat hier en nu om me heen is. Zonder de angst voor het verlies ervan. In welk opzicht dan ook.

Ik lees jouw blogs daarom altijd met een gevoel van bewondering en respect. Jij schrijft wat in je opkomt, je geeft je ongezouten mening, je laat een groot deel van jezelf zien zonder bang te zijn voor de reactie van anderen. Het maakt je niet uit of jouw omgeving daarna anders naar je kijkt. Die anderen, zeg jij, brengen jou niet uit balans. Mij wel. Meer dan me lief is. Bij elke tekst die ik plaats ben ik bang dat hij me zal achtervolgen. Dat mijn woorden worden verweven met de werkelijkheid. Dat ik datgene wat ik beter niet hardop kan zeggen ook maar beter niet zwart op wit online kan zetten. Daar baal ik van. Eén van mijn tien vingers heeft altijd een afgekloven nagel. L’enfer, c’est les Autres.

Bij het teruglezen van een paar van mijn oudere blogs viel me op dat angst en dood steeds terugkerende thema’s zijn. Ik schrok zelf van de zwaarmoedigheid. Maar ik kan er niks aan doen. Ik geloof niet, net als jij, dat er ooit iets beters komt. Ik geloof in niks. Behalve in dat oneindige heelal dat niet in mijn hoofd past, maar dat ik er wel dagelijks in probeer te proppen. In een wereld die ooit begon met een knal en die nu langzaam, zachtjes jammerend, ten onder gaat. En dat dat gebeurt voordat ik heb uitgevonden hoe ik erom kan lachen. Hoe kun je daar nu in godsnaam niet bang voor zijn?

Wat heb ik daarvoor nodig? Naïviteit? Onverschilligheid? Intelligentie, of juist een gebrek daaraan? Of is het is zo eenvoudig als Jacob Jan Voerman beschrijft, en moet ik alleen maar stoppen met het zoeken naar die gebruiksaanwijzing. Maar dat is ook makkelijker gezegd dan gedaan.

Ik heb daarom nu bedacht dat mijn eerstvolgende blog een tekst moet worden over iets heel kleins. Iets alledaags. Iets leuks. Over dat ik vanavond verse asperges eet. Over de merel die hier elke ochtend op het dak van de schuur een deuntje fluit. Over de klaprozen die overal om ons huis heen uit de grond zijn geschoten.

Niks niet angst of dood. Gewoon wat meer (be)leven. Onderwerpen die geen partij zijn voor mijn verstand, mijn hersenen. Zo’n bordje asperges gaat er zonder problemen in. Misschien komt er dan ook wat meer positiviteit uit.

Wat denk jij, kunnen we dat aan?