Mijn leidinggevende volgt mij op Twitter.
Toen ze las dat mijn dochter doorsliep, sprak ze me er tijdens de lunch op aan.
Ze vond het zo fijn voor me dat ik nu weer wat fitter was.
Aardig, vond ik.
Of zou ze bedoelen dat ik de weken daarvoor niet zo goed had gepresteerd?
Tot een aantal jaren geleden was ik er uitzonderlijk goed in om mijn privéleven compleet gescheiden te houden van mijn werk. Als ik om vijf uur de deur van mijn kantoor achter me dichttrok was ik mijn werk praktisch al vergeten. Die toestand van gelukzaligheid hield zonder problemen tot maandagochtend aan. Niemand wist wat er zich in mijn hoofd afspeelde of wat ik in het weekend had gedaan, tenzij ze er specifiek naar vroegen.
Tegenwoordig ligt dat anders
Op Twitter zien collega’s dat ik donderdagavond met vriendinnen bij Central Park in Utrecht heb gegeten, dat de pasta er niet zo lekker was en het personeel te nonchalant, maar dat de wijntjes er desondanks (of juist daardoor) goed in gingen. Op mijn blog kunnen collega’s lezen dat ik mijn benen niet graag scheer en bang ben voor de dood.
Dat al die mensen op basis van die informatie een bepaalde indruk van mij krijgen, zonder dat ze me ooit in het echt hebben ontmoet, zorgt er ook voor dat ik voorzichtiger word in het etaleren van mijn mening. Laatst las ik een tweet over een promotieonderzoek. Een onderzoek waarvan ik direct dacht “pfffffff, als je dáárop kunt promoveren, hoe serieus moeten we de term ‘wetenschap’ dan nog nemen?!” Ik stond op het punt om hier op Twitter een opmerking over te maken, maar bedacht me. Want dat is misschien niet zo handig als je de communicatie ‘doet’ bij een organisatie waar onderzoek core business is.
Huis-, tuin- en keukentweets dan maar?
Over dat mijn kind tandjes krijgt?
Dat ik koffie zit te drinken en me erger aan een vervelende vlieg?
Dat ik naar bed ga met Paul Auster?
En een maand geleden nog met Peter Buwalda?
Ook die tweets zijn niet meer zo onschuldig als ze lijken. Als ik ziek thuis ben, maar wel zit te twitteren, zou mijn leidinggevende kunnen denken: “Wie kan twitteren, kan ook op het werk achter een pc zitten.” Aan de energie in mijn tweets valt niet af te lezen dat ik op hetzelfde moment met dikke rode ogen en een rochelende hoest onder de dekens lig.
Mijn wijsvinger heeft nu eenmaal geen last van griep en verkoudheid
Tegenwoordig worden er mensen ontslagen vanwege hun uitspattingen op social media. Rechters erkennen uitspraken op Twitter of Facebook zelfs als bewijsmateriaal bij arbeidsconflicten. Zit je overspannen thuis, maar plaats je een foto van jezelf online waarop je lachend een biertje vasthoudt? Reden voor ontslag. Want ja, als je overspannen bent kun je helemaal nergens meer om lachen. En hoor de je puf niet te hebben om dat glas bier überhaupt vast te kunnen houden.
Zo krijgt het begrip ‘interessante content’ ineens een heel andere betekenis.