De avond ervoor fantaseer ik erover. Ik stel me voor hoe een joviale-maar-zakelijke man in pak mijn hand schudt. Hoe hij koffie voor me inschenkt en enthousiast knikt als ik hem vertel over mijn plannen. Hoe ik met een zwierige beweging mijn handtekening zet en met een stralende glimlach het pand verlaat.
In werkelijkheid moet ik die maandagochtend een nummertje trekken
Ik mag zelf plastic koffie pakken uit een automaat en moet plaatsnemen aan een grote lege wachttafel. Bij iedere zoemer verschijnt het volgende nummer op een display.
Alles hier is opdringerig blauw-met-geel, het lijkt verdorie het decor van Bananasplit wel. Als mijn nummer zichtbaar wordt, kijk ik om me heen. Aan de andere kant van de tafel verschijnt een vermoeid uitziende oudere dame. Ze trekt haar wenkbrauwen op. Ter begroeting, denk ik, dus ik lach naar haar. Ze lacht niet terug.
Snel loop ik achter haar aan naar een met twee schermen afgebakende hoek. Geen deur, geen muren. Alleen een kaal bureau, een pc en twee versleten stoelen. Het ziet eruit als een tijdelijk oplossing, een pop-up office. Het enige levende wezen is een bruingebladerde ficus die uitstraalt dat hij aan het eind van z’n Latijn is. De vrouw neemt zuchtend een slok uit haar blauw-met-gele koffiemok. Mij biedt ze niets aan.
De situatie is nog treuriger dan toen R. en ik gingen trouwen
Dat was ook: hup, kamertje in, krabbel zetten, kamertje uit. Maar toen waren er tenminste nog twee feestelijk gestemde getuigen bij. Mijn ouders. Ze hadden twee uur in hun ‘goeie goed’ in de auto gezeten, en deden er bij Burgerzaken langer over om weer uit hun stoelen omhoog te komen dan dat R. en ik nodig hadden om onze wettelijke verbintenis er doorheen te jassen.
“Zo,” zucht de vrouw, “dus u komt uw eenmanszaak inschrijven.”
“Ja!” zeg ik. Blijkbaar toch iets te opgetogen, want de vrouw perst er een moeizaam glimlachje uit dat het midden houdt tussen vertedering en medelijden.
Ik zie haar denken: weer zo’n enthousiaste starter
Het arme kind weet niet waar ze aan begint. Tijdens het gesprek dat volgt typt ze regelmatig wat woorden in, die ze dan weer wist. Ze zucht heel vaak. Ze schudt haar hoofd. Ze vraagt me dingen over haar pc die ik ook niet weet (“Waarom pakt ie dat woord nou niet?”). Ze vraagt me zelfs of ik mensen ken die eenzelfde soort bedrijfje hebben als ik, omdat ze dan even kan spieken waar Online Copywriting & Blogtraining onder valt.
Het is dat Ralph Inbar dood is, anders zou hij nú achter die dooie ficus vandaan springen
Terwijl de dame met haar software stoeit, kijk ik door het bevlekte raam naar buiten. Er vliegt een klein, wit vlindertje voorbij. Als ik bijgelovig was, zou ik denken dat alles erop wijst dat dit een slecht plan is.
Gelukkig ben ik dat niet.