Een recensie over een essay deze keer. Ik lees nooit essays. Ik lees alleen romans. Ik verslind ze. Niks beters dan vroeg onder de dekens met een boek, de wind gierend door de kieren van ons oude huis, de regen roffelend tegen de beslagen ramen. Wat ik na een paar bladzijden overigens al niet meer hoor omdat ik – zoals De Jong het omschrijft – door de taal van de schrijver een andere ruimte betreed (blz. 24). Precies dat.
Oek weet wat er in mij omgaat
Ik kan me helemaal vinden in zijn schitterende en rake omschrijvingen van wat het lezen van een goed boek met je doet. Het lezen als vlucht uit het verbrokkelde leven van alledag (blz. 24), romanpersonages die eerder een mentaal beeld zijn dan een fysieke verschijning (blz. 24 – ik heb me altijd afgevraagd of dat ‘normaal’ is, en verdomd, Oek heeft het ook!). Een boek missen als je het uit hebt, en jezelf uitsluitend in geschreven woorden echt goed kunnen uitdrukken. De Jong is (letterlijk en figuurlijk) lyrisch over lezen en schrijven, net als ikzelf. Ik ben blijkbaar helemaal zijn doelgroep.
Of wacht
Na een bladzijde of dertig ga ik daaraan twijfelen. Het begint met deze opmerking: ‘Het effect dat de nieuwe media hebben is inmiddels bekend: vanaf een zeker punt slaat het gemak dat ze bieden om in ongemak, de vrijheid die ze geven in onvrijheid (…) en het toch al zo haastige en gefragmenteerde leven wordt nog haastiger en gefragmenteerder’. Ho even. Daar ben ik het niet mee eens.
Als ik verder lees kom ik steeds meer uitspraken tegen die doen vermoeden dat De Jong tot die groep van literaire bollebozen behoort die de vernieuwingen die onze samenleving rijk is diep vanbinnen veroordeelt (ookal weet hij het prima in een beschouwende toon te verpakken). Nog erger, hij heeft geen goed woord over voor de schrijvers van deze tijd, die gebruik maken ‘van cliché’s en sjablonen, van personages die ofwel ‘goed’ ofwel ‘slecht’ zijn, van spanning die met trucs wordt opgeroepen, van een taal die niet persoonlijk is’ (blz. 41). Hij beschrijft een literair auteur als een zelfverkozen slachtoffer van zijn eigen vak, een schrijver die niet vrij is in zijn onderwerpkeuze, omdat een onderwerp zich, of hij dat nu wil of niet, aan hem opdringt en hem niet meer los laat (blz. 41/42).
Ik voel een lichte irritatie opkomen
Als je het onderwerp zelf uitkiest, in plaats van het onderwerp jou, ben je blijkbaar geen echte schrijver. Zucht. Toch jammer dat het de echte schrijvers steeds weer lukt om zo’n verheven toon aan te slaan. Natuurlijk, je behóórt ook tot een aparte groep mensen als je de hele wereld over kunt reizen (van de Provence tot Tanzania), je de tijd hebt om elke dag meerdere kranten te lezen, kunt citeren uit honderden boeken – van de Klassieke Oudheid tot Tolstoj, Dostojevski, Joyce, Proust, Flaubert en Kawabata – en je en passant ook nog even een essay over literatuur kunt schrijven omdat je toevallig tóch net klaar was met je vorige boek. Van zo’n leven kan ik als wannabe-schrijver alleen maar dromen. Maar moet ik dat állemaal weten als ik over zo’n mooi onderwerp als ‘de roman’ ga lezen? Nee.
Conclusie
Wat alleen de roman kan zeggen is een prachtig essay over romankunst, over lezen en schrijven in een tijd waarin nieuwe media en beeld het dagelijks leven volledig hebben overgenomen. Geschreven door een auteur die overduidelijk in andere tijden is opgegroeid en bang is dat het vak waar hij zoveel liefde voor voelt zal uitsterven. Het is echter ook een kleine Oek de Jong-show, een kijk-eens-wat-ik-allemaal-doe-en-weet betoog. Misschien niet eens bewust. Ik heb dan ook even getwijfeld of ik er zo’n punt van moest maken. Maar ik kon niet anders, het drong zich aan me op en liet me niet meer los.
______________________________________
Een perfecte dag voor literatuur (vernoemd naar het verhaal Een perfecte dag voor bananenvis van J.D. Salinger) is een leesclub voor bloggers met een literaire smaak. Bij deze Not Just Any Blog Club lezen we gelijktijdig hetzelfde boek en bloggen er daarna over in welke vorm we maar willen.